Parijs, Champ de Mars, 1944 (foto Robert Doisneau)

WEINIG OM OVER OP TE SCHEPPEN
Parijs na de bevrijding


De Britse historicus Antony Beevor heeft terecht veel aandacht en veel lezers getrokken met zijn boeken over de Slag bij Stalingrad en de ondergang van Berlijn in 1945. Dus heeft zijn Nederlandse uitgever nu een boek van hem uit 1994 in vertaling uitgebracht: Parijs na de bevrijding. Bedoeld wordt de bevrijding van 1944, tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog. Opnieuw is het een bijzonder lezenswaardig werk, ditmaal overigens van twee auteurs: naast Beevor tekende Artemis Cooper ervoor.

Parijs na de bevrijding behoort tot de historische studies die de sfeer van een periode liefst zintuigelijk voelbaar willen maken. Het gaat om de historische ervaring zelf. Vanuit een vogelvluchtperspectief duiken we steeds naar andere plaatsen beneden, waar we onder meer ooggetuige zijn van de gebeurtenissen in een hongerende arbeiderswijk, tijdens een diner op het ministerie van buitenlandse zaken, bij gevechten op de Boulevard Saint-Michel, bij een communistische celvergadering, in de café's van Saint-Germain. Tegenover mondaine gelegenheden, beschreven tot en met de daar gedragen kleding en de geserveerde gerechten, staan de beroerde omstandigheden voor de doorsnee Parijzenaar. Het voedsel was op de bon en een groot deel van de bevolking leed honger. Geen wonder dat een mannequin van Dior, die in 1947 op straat een gewaagde nieuwe creatie van de meester showde voor de fotografen, door boze vrouwen werd belaagd.

Al deze impressies zijn gegroepeerd rond het dramatische verhaal van collaboratie en verzet tijdens de oorlog en de nasleep daarvan. Openingsscène is de ontmoeting tussen maarschalk Philippe Pétain en generaal Charles de Gaulle, kort voor de Franse capitulatie van 21 juni 1940. Zij vertegenwoordigen de twee wegen die Frankrijk daarna ging. Pétain gooide het op een akkoordje met Hitler, in ruil waarvoor een deel van het land onbezet bleef: Vichy-Frankrijk. Van daar werden tienduizenden Joden, onder wie vele kinderen, door hun eigen Franse landgenoten met medeweten van Pétain uitgeleverd aan de nazi's. De meeste gingen onder in de vernietigingskampen. De Gaulle stond voor het vrije Frankrijk. Vanuit Londen bleef hij het verzet aanwakkeren.

Nog tegen het einde van de oorlog genoot Pétain grote populariteit. Honderdduizenden Parijzenaars liepen uit toen hij een rijtoer door hun bezette stad hield. Misschien zagen ze in hem een verpersoonlijking van de natie. Dan kun je je afvragen wat dit zei over de natie.

Toen de geallieerde troepen na de landing in Normandië optrokken naar Parijs, kwam de stad in opstand tegen het Duitse gezag. De Franse divisie die deel uitmaakte van het geallieerde leger trok als eerste de stad binnen, zodat met enige welwillendheid kon worden gezegd dat de hoofdstad door de Fransen zelf was bevrijd. De Gaulle werd bij zijn aankomst door nog meer Parijzenaars toegejuicht dan kort daarvoor Pétain.

In werkelijkheid waren de Amerikanen en andere bondgenoten de voornaamste bevrijders van Frankrijk en aanvankelijk werden ze ook met open armen en veel wijn ontvangen. Later kwam de klad in de goede betrekkingen. Het Amerikaanse opperbevel in Frankrijk had weinig oog voor de nationale gevoeligheden en nam besluiten zonder De Gaulle's voorlopige regering erin te kennen. Op zijn beurt vond De Gaulle zichzelf de personificatie van Frankrijks glorie. Hij liet in Parijs in een paar maanden tijd vijf grote parades van het Franse leger houden, met een verveeld corps diplomatique in de ereloge. De Britse ambassadeur Duff Cooper noteerde over zo'n spektakel: 'Je moest er onvermijdelijk aan denken dat al deze vliegtuigen en voertuigen en de meeste uitrusting van Anglo-Amerikaanse origine waren. Er werd niet één Engelse of Amerikaanse vlag gevoerd. Er was geen enkel blijk van ook maar een ons dankbaarheid en je voelde voortdurend hoe Frankrijk zich luidruchtig op de borst klopte, terwijl er maar weinig was om over op te scheppen.'

De vervolging van collaborateurs was des te feller na de traumatische voorgeschiedenis met zijn snelle capitulatie en zijn innige samenwerking met de Duitsers. De terdoodveroordeling van Pétain en zijn rechterhand Pierre Laval kunnen te rechtvaardigen zijn geweest – Pétain was 90 en zijn straf werd omgezet in levenslang – de wijze waarop hun processen verliepen, had met behoorlijke rechtsgang niets uit te staan.

De Gaulle stelde zich een nieuw Frankrijk voor onder zijn persoonlijke leiding, zonder partijpolitiek. Dit bleek een vrome wens en al in 1946 trad hij af. Pas 13 jaar later keerde hij via een coup terug als staatshoofd.

De politieke toestand in naoorlogs Frankrijk is nu moeilijk na te voelen. De opwinding was groot. De communisten hadden een belangrijke rol in het verzet gespeeld en de eerste jaren na de oorlog waren ze de grootste partij van het land. Rechts raakte er heilig van overtuigd dat ze een machtsgreep zouden plegen en vreesde zelfs dat het Sovjetleger naar Frankrijk zou oprukken. Maar de communisten onthielden zich in opdracht van Moskou van revolutionaire acties, omdat ze niet strookten met de buitenlandse politiek van de Sovjetunie. Wel probeerden ze de Amerikaanse Marshall-hulp te saboteren, die de Sovjetunie als een bedreiging ervoer.

Ingeklemd tussen een rechtse Gaullistische oppositie en een linkse oppositie van communisten, volgden de coalities van christendemocraten en sociaaldemocraten elkaar op. Nu de tijd van strijd, verraad en grote woorden voorbij was, deed het politieke midden het feitelijke werk, zonder er veel waardering voor te oogsten.

Tegelijk met deze grote geschiedenis vertellen Beevor en Cooper de kleine geschiedenissen. Hoe het de collaborerende filmster Arletty na de bevrijding verging, hoe Amerikaanse soldaten hun eerste nacht in Parijs doorbrachten, waarom de rechtse schrijver Robert Brassilach werd geëxecuteerd en zijn collega Drieu la Rochelle niet, hoe de woning en de huisknecht van de gevluchte familie Rotschild de oorlog doorkwamen, hoe de communistische partijpers pronkte met de 340.000 ton graan die de Sovjets naar Frankrijk hadden gestuurd maar nalieten de zeven miljoen ton van de Amerikanen te vermelden, hoe de grote couturiers hun voorjaarscollectie 1945 bij gebrek aan materiaal vertoonden met een poppententoonstelling, hoe het de jeugdige intellectuelen na de oorlog rond Saint-Germain des Prés verging – het staat allemaal in Parijs na de bevrijding, een lofzang op een grillige geliefde.

Hans Schoots. Recensie in Vrij Nederland bij de Engelstalige uitgave, licht bewerkt.

^